Naar de inhoudNaar de hoofdnavigatie

Lezing Lezing over waterplanten in de stad door John Bruinsma

Waterplanten krijgen van stadsecologen relatief weinig aandacht. Niettemin zijn er ook binnen de bebouwde kom en zelfs midden in de stad waterplanten. Een voorlopige indeling van stadswateren zou kunnen zijn:



  • geïsoleerde wateren (bijv. vijvers, plasjes)

  • wateren die de stad uitgaan (bijv. regenwateropvang)

  • doorgaande wateren (bijv. singels, sloten, beken, kanalen) behalve de grote rivieren

Na een zomer rondkijken in diverse steden heb ik de volgende voorlopige conclusies getrokken.



  • In menig stadswater staat geen waterplant.

Dat komt vooral door voedselrijkdom en daardoor veroorzaakte vergroening door microscopische algen. De oorzaken kunnen zijn:



  • kwaliteit van het water dat de stad instroomt, vaak uit de landbouw afkomstig; onder andere wanneer ’s zomers water wordt ingelaten.

  • kwaliteit van het afgevoerd oppervlaktewater / riooloverstort / effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties.

  • eenden voeren / visvijvers

Ook bladval voorkomt soms dat er (onderwater-)planten kunnen groeien. De bodem is dan ongeschikt voor vestiging of beworteling.
(Recreatie-)scheepvaart veroorzaakt soms zoveel mechanische schade en vertroebeling dat er geen waterplanten kunnen groeien.


In geïsoleerde wateren zijn niet altijd diasporen.



  • Als er waterplanten staan, zijn dat bijna altijd soorten van voedselrijk water. Dat zijn meest triviale soorten, maar ook bijvoorbeeld Potamogeton praelongus in een geïsoleerde stadsgracht in Harderwijk en Najas minor in het Eindhovens Kanaal in Eindhoven.

  • In uitzonderingsgevallen staan er planten van matig voedselrijk tot voedselarm, (zwak) gebufferd water. Voorbeelden zijn te vinden in de duinrand, zoals Chara major in de Haagse beek in Den Haag, en op het pleistoceen: Nitella translucens en Eleogiton fluitans in geïsoleerde wateren en door ijzerrijke kwel gevoede wateren.

  • Er staan nogal wat exoten in de stadswateren. Voorbeelden zijn: Myriophyllum heterophyllum, M. aquaticum, Egeria densa, Lagarosiphon major en Ludwigia grandiflora.
    Deze exoten zijn vooral afkomstig uit de vijverwereld, niet of minder uit aquaria. Ook inheemse soorten kunnen het gevolg zijn van het aanplanten dan wel weggooien van (overtollige) vijverplanten.

Dat de stad een dynamisch geheel is, geldt ook voor waterplanten. Dit is vooral het geval waar de expanderende stad de omgeving opslokt. Er worden nieuwe wateren gegraven en op braakliggende terreinen kunnen waterplanten (kranswieren) optreden in tijdelijke wateren zoals plasjes en rijsporen. Waterplanten kunnen op onverwachte plekken optreden zoals in fonteinen.



 
Organisatie
Plantenstudiegroep
Plaats
Natuurhistorisch Museum, Maastricht
Spreker(s)
John Bruinsma
Tijd
Vrijdag 20 februari 2009, van 20:00 tot ongeveer 22:30 uur